Drie ontdekkingen over werkwoorden in het Nederlands

Nieuws European Language CentreOver het Nederlandse werkwoord zijn de afgelopen decennia nieuwe ontdekkingen gedaan, die in eerdere grammaticaboeken niet of nauwelijks werden opgemerkt. Zo heeft het Nederlands twee soorten onovergankelijke werkwoorden (werkwoorden die alleen een onderwerp nodig hebben) (1). De gebiedende wijs blijkt een verleden tijd te hebben (2). En het Nederlands heeft géén hulpwerkwoord van toekomende tijd (3).

Onovergankelijk

Werkwoorden hebben graag gezelschap. Maar, sommige (de onovergankelijke) hebben genoeg aan alleen een onderwerp: ‘Kees lacht’. Het leuke is: in ‘Kees lacht’ kun je het onderwerp ook wegtoveren: ‘Er wordt gelachen’. Die onpersoonlijke passief komt veel voor: ‘Er wordt vergaderd’, ‘Er wordt aangebeld’. Maar, er zijn werkwoorden waarbij dit niet kan, b.v. ‘Er wordt gearriveerd’. Het Nederlands heeft een heleboel werkwoorden die zich zo gedragen als ‘arriveren’: ‘gebeuren’, ‘groeien’, ‘sneuvelen’….Wat opvalt, is dat al die werkwoorden voltooide tijden hebben met ‘zijn’. Het is ‘Hij is gearriveerd’, maar ‘Hij heeft gelachen’. En ook qua betekenis hebben deze werkwoorden iets met elkaar gemeen: hun onderwerp verwijst niet naar iemand (of iets) die datgene wat het werkwoord uitdrukt ‘doet’, maar naar iemand (of iets) die dat ‘ondergaat’. Normaal gesproken is die rol weggelegd voor het lijdend voorwerp: In ‘Marieke zoent Kees’ is Kees het lijdend voorwerp dat het zoenen ondergaat.

Geen toekomende tijd

Hele generaties Nederlanders zijn opgevoed met het idee dat de Nederlandse taal een verleden, tegenwoordige én toekomende tijd heeft. Maar, hoe ziet die toekomend tijd er dan uit? Wat in de toekomst te gebeuren staat, kan in het Nederlands op drie manieren gezegd worden: met een tegenwoordige tijd (‘Morgen heb ik een vergadering’), met ‘gaan’ (‘Morgen gaan we vergaderen’) en met ‘zullen’ (‘Morgen zal daarover vergaderd worden’).
Over ‘zullen’ is al lange tijd een discussie gaande. Is het een werkwoord met twee heel verschillende betekenissen – toekomende tijd naast waarschijnlijkheid – of is een van die betekenissen (toekomende tijd) niet meer dan een afgeleide van de andere (waarschijnlijkheid). Volgends de samenstellers van Syntax of Dutch is dat verschil er nauwelijks. Het Nederlands heeft, als je er puur syntactisch naar kijkt, maar twee werkwoordstijden: de tegenwoordige tijd (‘Ik lach’) en de verleden tijd (‘Ik lachte’). En die verleden tijd kun je soms óók voor de toekomst gebruiken: ‘Je kwam morgen toch?’, ‘Wie kwam er morgen ook al weer?’

Gebiedende wijs

Tot slot de gebiedende wijs (‘Eet!’, ‘Kom!’). Soms kun je een gebiedende wijs combineren met een gewone (bewerende) zin: ‘Spreek hem tegen en je hebt meteen ruzie met hem’. In dat soort zinnen schijn je soms ook een verleden tijd van de gebiedende wijs te kunnen gebruiken. Syntax of Dutch geeft een aantal voorbeelden: ‘Kwam maar eens te laat, of had je schoenen niet gepoetst, dan kreeg je gelijk straf’. ‘Rookte eens wat minder, dan is die benauwdheid snel over!’. Is dit nog wel correct Nederlands? Volgens de samenstellers van Syntax of Dutch zijn dit zinnen die in bestaande teksten zijn aangetroffen.

Bron: NRCWeekend, zaterdag 25 april en zondag 26 april 2015

Complexe grammatica

De Nederlandse taal staat bekend om haar complexe grammatica. De taaltrainers van European Language Centre zijn hierin zeer kundig en helpen u graag. Bel gerust voor meer informatie, tel (020) 609 79 70.